Meer weten? Bel vrijblijvend:
In een tijd waarin dankzij de vermogensrendementheffing en de lage rente sparen geld kost, stapt vermogend Nederland weer enthousiast in de aandelen. Dat doet men opvallend genoeg nog steeds vooral bij de grootbanken, die ondanks het provisieverbod nog altijd trucs hebben om u procentjes af te snoepen. Quote dook in de wereld van het vermogensbeheer en geeft u tips om de boel nog beter te laten renderen.
‘Vergeleken met de grootbanken ben ik maar een klein piepeltje. Maar ik ben onafhankelijk en hoef niks te verkopen van een ander, dus dat is heel prettig.’ Al in de voorstelronde van de Beleggersfair deelt Martine Hafkamp, eigenaresse van zelfstandig vermogensbeheerder Fintessa, een sneer uit aan de grootbanken. Ze is één van de hoofdacts op de opening van het grootste beleggersevenement van Nederland, dat –je verwacht het niet- door de nog immer schnabbelende en bebretelde oud-hoofdredacteur van dit blad aan elkaar gekletst wordt. Wat opvalt tijdens dit massa-event in de Amsterdamse RAI; er zijn weliswaar veel mannen in pak, maar toch ook opvallend veel Vinexers, vrouwen en andere verrassingen. Na een dagje rondsjokken door het beursgebouw lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat beleggen weer populair is in Nederland. Al is dat een relatief begrip, want nog altijd belegt niet meer dan 20 procent van de Nederlanders het volledige vermogen in aandelen of obligaties. Het gaat daarbij om ruim 200 miljard euro belegd vermogen (tegenover 350 miljard euro spaartegoed). Dat was overigens lange tijd nog veel minder; in calvinistisch Nederland was sparen decennialang het hoogste goed. Na de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw werd beleggen langzaamaan populairder; de economie draaide op volle toeren en de overgewaaide succesverhalen van Wall Street maakten de mensen nieuwsgierig naar de wereld van het grote geld. De combinatie van de in 2001 ingevoerde vermogensrendementheffing en lage rentestanden zorgden ervoor dat zeker in het eerste decennium van deze eeuw die trend doorzette. Nu de crisis achter de rug lijkt en spaarders met lede ogen zien dat beleggers ondanks diezelfde crisis hun vermogen hebben zien groeien terwijl zij zelfs koopkracht hebben verloren, is beleggen weer een optie voor een grotere groep mensen.
GROOTBANK
Jolmer Schukken en Marius Kerdel zijn beide econoom en maakten carrière in de financiële sector voordat zij ‘de Beleggingsillusie’ schreven. In hun boek maken de heren korte metten met de verkooptactieken van de banken en de fabeltjes die er nog altijd volop worden verkondigd in beleggersland en drukken zij de belegger-in-spe toch vooral op de kosten te letten. Kerdel: ‘Tja, na de crisis en het boek van Joris Luyendijk is het een bekend verhaal; de structuur van de financiële sector is gewoon verkeerd. Banken zijn ook in Nederland beursgenoteerde entiteiten. Dat betekent dat zij nu eenmaal andere belangen hebben dan een gemiddelde belegger. Banken zijn gericht op hun eigen aandeelhouders en die willen winst maken. En winst maak je door met verborgen kosten het vermogen van je klanten af te romen.’ Beleggen doen vermogende Nederlanders desondanks nog steeds massaal via de grootbanken. In 2014 werd nog steeds een kleine 80% van het totale belegde vermogen (€200 miljard euro) belegd door de grootbanken, terwijl slechts 10% door Private Banks en zo’n 7% door vermogensbeheerders werd belegd.
Schukken en Kerdel begrijpen daar weinig van. Schukken: ‘Het belang van een onafhankelijke vermogensbeheerder is gewoon anders. Zij willen dat hun klanten over 30 jaar nog steeds bij hen aan tafel zitten. Banken zijn alleen geïnteresseerd in het maken van winst en dus de korte termijn. In die zin is het eigenlijk droevig dat ABN, de grootste vermogensbeheerder van Nederland, nu weer beursgenoteerd is.’ Is er bij de grootbanken dan niets veranderd door de crisis? ‘De banken draaien nog steeds wat de klanten vragen, in die zin is er dus niet zoveel veranderd. Bankiers zijn niet realistischer geworden, maar de beleggingsmethoden die de mensen momenteel willen zijn wel realistischer. Daarom zie je nu steeds meer passieve fondsen, trackers. Die volgen kort gezegd de markt; doet de AEX het goed, dan doet u het goed. Ze zeiden het laatst bij van Lanschot zo: “Onze defensie bestaat uit trackers, nu nog een scorende spits”, dat zijn natuurlijk precies de dingen die de klant anno nu wil horen.’ Kerdel: ‘Banken zijn bedrijven die hun klanten producten willen verkopen. Dat is dus iets fundamenteel anders dan je klanten af en toe ongemakkelijke waarheden te vertellen, dat ze teveel geld uitgeven en al die andere zaken die bij vermogensbeheer horen. Ze zullen altijd proberen beleggers nieuwe producten aan te smeren en ze uiteindelijk te verleiden actief te gaan beleggen. Dat zie je nu ook weer met de populariteit van trackers; er komen nu allemaal bedrijven, zoals Indexus, die hetzelfde actieve spelletje gaan spelen met trackers. Weliswaar tegen iets lagere kosten, maar het is in beginsel het oude liedje.’
PROVISIE
In principe kan u als belegger kiezen uit drie smaken. Allereerst kan hij het beleggen volledig uit handen geven aan een vermogensbeheerder die met een mandaat volledige vrijheid heeft om met uw vermogen te doen wat hem goeddunkt. Het andere uiterste is de execution only variant, waarbij de belegger feitelijk alles zelf doet en de bank slechts de transacties uitvoert. Een tussenvariant is advies, waarbij een adviseur (de bank) beleggingsadvies geeft en de klant vervolgens zelf belegt volgens dat advies. Die laatste variant heeft echter zwaar aan populariteit ingeboet. Dat komt voornamelijk door het in 2014 ingevoerde provisieverbod. Hoe zat dat ook alweer? Een jaar of twintig geleden was het vrij gebruikelijk dat de grootbanken voornamelijk hun eigen huisfondsen aan hun eigen klanten adviseerden, for obvious reasons. Vanuit de markt en de overheid werd de industrie echter verzocht toch ook eens wat verder te kijken; om onafhankelijk en goed advies te kunnen geven moet je ook het fonds van de concurrent kunnen adviseren, zo was de gedachte. De uitwerking was echter dat er een ordinaire koehandel ontstond tussen –met name- de grootbanken. In ruil voor het aanbrengen van klanten kregen de tussenpersonen (Bank A) namelijk een aanbrengprovisie van het fonds (Bank B). Die aanbrengprovisie bleef voor de klant onzichtbaar; die betaalde voor het fonds aan Bank B en zag niet dat een deel van die kosten terugvloeide naar Bank A als een zogenaamde kickback. Het resultaat van deze praktijk laat zich raden; tussenpersonen adviseerden fondsen die hen de hoogste kickback gaven.
Op 1 januari 2014 werd in Nederland het provisieverbod van kracht. Het idee was dat daarmee de zo beruchte perverse prikkels voor tussenpersonen (lees: de banken) zouden worden weggenomen. Kerdel: ‘Doordat de kosten opeens zichtbaar werden haakten veel mensen af. Klanten zagen opeens wat de kosten waren, wat ze al die jaren eigenlijk betaalden. Adviseurs waren net Amerikaanse artsen; die schrijven ook alleen het duurste medicijn voor. Advies was eigenlijk altijd al een dramatische middenweg. Slechte beslissingen worden gecultiveerd en het is voor de bank ook nog eens gevaarlijk; de portefeuilles zien er anders uit en er is een hoog claimrisico. Daar stond een goed verdienmodel tegenover; advies was de selling machine voor het provisieverbod. Het provisieverbod heeft er echter de angel uit gehaald.’
Hebben de banken zich na het provisieverbod zomaar neergelegd bij minder inkomsten uit vermogensbeheer? Schukken: ‘Ze hebben het wel geprobeerd hoor. Toen de kickbacks afgeschaft werden wilden de banken in eerste instantie de belegger gewoon via de voordeur proberen te naaien in plaats van de achterdeur. Dat wilden ze doen door gewoon vooraf een hogere beheerfee te gaan rekenen. Gelukkig pikte de markt dat simpelweg niet. De banken hebben dus slechts een klein deel van de verloren gegane provisie goed gemaakt door kosten aan de voorkant.’ Dat betekent dat waar een belegger voorheen 2,5% aan kosten had te slikken, dat nu rond de 1,5% is komen te liggen. Als je als belegger goed je huiswerk doet en je –ondanks de druk van de meeste adviseurs- niet actief maar passief gaat beleggen, dan kun je die kosten zelfs onder de 1,5 % krijgen. Daarmee is volgens Schukken het leven voor een belegger in Nederland zo slecht nog niet: ‘Je ziet in Luxemburg en Zwitserland dat ze gewoon doorgaan met de kickbacks. En als ze dat niet doen, zoals UBS, dan rekenen ze gewoon keihard 2% beheerfee voor een 100% mandaat. Nu kunnen ze dat natuurlijk ook doen omdat de fiscale voordelen in die landen nog veel zwaarder wegen. Toch is het in de meeste ons omringende landen, behalve Engeland misschien, eigenlijk slechter geregeld dan in Nederland.’ En dat is vooral dankzij het provisieverbod. Kerdel: ‘De minister en de AFM hadden destijds het geluk dat door de economische crisis de banken weinig krediet hadden en ze dit er vrijwel eenzijdig doorheen hebben kunnen drukken.’
MANDAAT
Toch zouden de grootbanken de grootbanken niet zijn als ze toch proberen de inkomsten die zij mislopen door het provisieverbod goed te maken. De belangrijkste manier om een deel van de verloren inkomsten goed te maken lijken de zogenaamde mandaatfondsen. Bij deze uit Amerika overgewaaide trend wordt door tussenpersoon een ‘mandje’ gemaakt waarin verschillende andere fondsen zitten, meestal van grote Amerikaanse partijen als BlackRock of JPMorgan. Voorstanders hameren op het inkoopvoordeel dat institutionele beleggers hebben bij de aanschaf van de fondsen die ze in hun ‘mandje’ doen. Daarnaast hebben particulieren via een mandaat toegang tot fondsen die helemaal niet geregistreerd staan voor verkoop in Nederland. Tot slot is het versleutelen van kosten in een mandaat fiscaal gunstig; daarover kan geen BTW geheven, waar die wel over de beheerfee wordt geheven. Criticasters menen echter dat het de zoveelste truc van de banken is om een stukje van het vermogen van klanten af te snoepen. De inhoud van zo’n mandaatmandje is namelijk geheim, net zoals de exacte kosten. Han Dieperink, chief investment officer van Rabo, zei al eerder tegen beleggingswebsite IEX.nl: ‘ABN Amro haalt een deel van de kickbacks gewoon terug via de mandaatfondsen. De bank geeft die fondsen een groen-geel verfje, zet er eigen managers op, gaat marketingkosten claimen. Niemand kan dat controleren. Zo wordt de markt totaal ondoorzichtig.’ Om daar realistisch genoeg aan toe te voegen: ‘Wat ABN Amro doet mag misschien wel naar de letter van de wet, maar is niet naar de geest van het provisieverbod. De AFM moet snel een uitspraak doen of ze dit wel of niet tolereert. Als het wordt toegestaan, dan vrees ik dat iedereen het gaat doen. Ook Rabobank zal dan mee moeten gaan, want anders heb je een concurrentienadeel. Dan wordt de situatie het hetzelfde als eind jaren negentig met de komst van provisiebetalingen: als iedereen het doet, doe ik het ook want anders lijd ik commercieel pijn.’
Hans Dubbeldam, voorzitter Vereniging Echt Onafhankelijke Vermogensbeheerders (VEOV), vreest ook voor nieuwe perverse prikkel: ‘Vroeger werden de fondsen geselecteerd die de hoogste provisie aan de bank betaalden, nu worden de fondsen geselecteerd die de hoogste korting aan de bank bieden. Volgens Schukken zit er sowieso een weeffout in de hele constructie. ‘Om inkoopvoordelen te realiseren heb je alleen het vermogen nodig, niet het beheer. Het ding is dat ze het beheer en advies combineren met fondsbeheer. En dat maakt het weer net zo ondoorzichtig en conflictueus als vroeger.’ De AFM signaleerde de trend eveneens in 2015 en vond het nodig de banken op het hart te drukken niet meer dan 30% van het beheerd vermogen in eigen huisfondsen te stoppen, of dat nu klassieke huisfondsen zijn of de moderne mandaatfondsen. Opvallend, omdat men dat tien jaar geleden ook al hoorde in de branche. Zo’n tien tot vijftien jaar geleden adviseerden de grootbanken vooral hun eigen fondsen, Tot ongenoegen van de AFM en overheid. Toen diezelfde AFM en overheid aanstuurden op een onafhankelijker advies en de banken dwingend verzocht ook eens fondsen te adviseren die niet van dezelfde bank waren, resulteerde dat in het later zo gehate kickback ecosysteem. Met het provieverbod en de daaropvolgende beweging naar mandaatfondsen, die feitelijk niets meer zijn dan een huisfonds, is de cirkel weer rond. Kerdel: ‘De constante is simpelweg dat de bank geld wil verdienen aan beleggen.’
ASSERTIEF
Ralf op de Weegh (37) probeert met zijn bedrijf De Beleggingsassistent mensen te helpen de juiste keuzes te maken. ‘Ik ben bij een vermogensbeheerder begonnen, maar wilde al snel voor mezelf beginnen. Niet alleen omdat het ondernemerschap me trok, maar ook omdat ik het zat was om altijd maar voor één werkgever, één beleggingsstrategie te werken. Ik was gewend om klanten te vertellen hoe ze moesten beleggen, maar wilde dat juist graag omdraaien. Mensen moeten zelf hun prioriteiten bepalen en een idee krijgen welke strategie bij ze past, anders moeten ze überhaupt niet gaan beleggen. Met mijn bedrijf de Beleggingsassistent zijn we gaan bemiddelen tussen vermogende mensen en vermogensbeheerders. Wij maken met onze klanten een planning, waarbij we kijken naar de doelstelling, de omvang van het vermogen en andere relevante zaken. Vervolgens leggen we de verschillende opties uit en gaan vervolgens cherrypicken bij de vermogensbeheerders en banken.’ Ook Op de Weegh weinig van de trouw van klanten aan hun bank. ‘Vreemde zaak dat er nog zoveel geld bij de grootbanken wordt belegd. De kredietcrisis en de nasleep daarvan hebben toch vele ogen geopend. Gevoel van schijnzekerheid; vermogensbeheerder doet transactie. De banken hebben toch hun kantoortje, vertrouwensrelatie die er al is.
Ook Op de Weegh is blij met het provisieverbod al is hij wat sceptischer over de nettowinst voor de klant. ‘Volgens mij zijn banken en vermogensbeheerder er niks minder om gaan verdienen. Voor het provisieverbod betaalde veel mensen teveel zonder dat ze het wisten, maar nu, met meer tranparantie, blijven ze gewoon teveel betalen.’ Na het provisieverbod zullen de kosten dus wellicht iets minder zijn dan voorheen met de kickbacks, maar de upfront beheerfees zijn over de hele breedte aanzienlijk omhoog gegaan, zonder dat daar meer of andere werkzaamheden dan vroeger tegenover staan. Op de Weegh hamert nog maar eens op het gebrek aan assertiviteit van veel Nederlandse beleggers. ‘Wij hadden laatst een klant met een belegd vermogen van €8 miljoen euro. Die was er recentelijk achter gekomen dat zijn bank op jaarbasis 2%, oftewel 160.000 euro rekende voor advies. Of dat niet wat veel was.. Zo’n klant ziet alleen de 1% beheerfee die de bank eerlijk communiceert en kijkt eenvoudigweg niet verder. Transparantie is dus belangrijk, maar er blijft altijd een spanningsveld tussen de informatieplicht van een bank en de onderzoeksplicht van een belegger. Het is ook belangrijk dat beleggers wat kritischer en assertiever worden.’ Kerdel kan het daar alleen maar mee eens zijn; ‘Zodra je je vinger opsteekt bij de bank, valt er over de prijs te praten. Maar dat doet bijna niemand.’
TRACKERS
Onlangs verscheen weer de ‘beleggingsbarometer’ van Schroders. Daarin stond te lezen dat 75% van de beleggers een bewuste keuze maakt. Kerdel: ‘Pure kul. Het aantal beleggers dat echt begrijpt wat werkt en niet werkt is gewoon heel klein. Het is net als in de medische wereld. Het verschil tussen de mensen mét en zonder kennis is gewoon zó groot. Nog steeds als je tegen mensen praat over kickbacks; niemand wist hoe het zat.’ Nu de kosten beter zichtbaar zijn geworden beginnen de Nederlandse beleggers steeds meer naar de uitersten te trekken, of alles uit handen geven aan een vermogensbeheerder, of doe-het-zelven met execution only. Waar in 2011 nog minder dan 20% van het beheerd vermogen via execution only werd belegd, was dat in 2015 al ongeveer 50%. Ook beheer groeide in dezelfde periode van 17% naar 30%. Kerdel: ‘Ik begrijp dat doe-het-zelven uit kostenoogpunt wel, maar vrijwel alle onderzoeken zijn onverbiddelijk: hoe meer mensen het zelf doen, hoe fouter het gaat. Vermogensbeheer is dus voor bijna iedereen beste optie.’ In Angelsaksische landen is er al veel langer een beweging van het vermogen van grootbanken naar kleinere afhankelijke partijen gaande; daar zit ongeveer de helft bij onafhankelijke vermogensbeheerders. In Europa zijn ze vooralsnog extreem in de minderheid. Het enthousiasme van de experts ten spijt; vermogensbeheer is niet voor iedereen. Vermogensbeheerders zullen over het algemeen een ton als ondergrens houden, en de beste komen pas bij een vermogen van een half miljoen of meer hun bed uit. Op de Weegh: ‘Als je daaronder zit zou ik gewoon lekker een paar trackers kopen. Die doen het nooit beter dan de markt, maar ook nooit slechter. Voordeel is dat het goedkoop te zijn. Actieve fondsen pretenderen de beurs te verslaan, maar door de kosten lukt dat vaak niet. Het is eigenlijk bizar dat trackers pas in 2014 in het bankschap zijn opgenomen.’
Toch gaat het ook nu nog wel eens mis, weet Op de Weegh. ‘Aan begin 2015 liepen de koersen hard op. Je moet juist op dat soort momenten erg oppassen met mensen; zijn dit wel echte beleggers? Durven ze wel echt risico te nemen? Nog steeds zie je dat er soms grote groepen beleggers zich laten verleiden. Een goed voorbeeld is Alex vermogensbeheer. Die hebben ontzettend veel geadverteerd met hun momentumstrategie, waarbij ze klanten voorhielden dat ze een perfecte manier hadden gevonden om op het juiste moment in- en uit te stappen. Toen de markt vorig jaar alle kanten op ging, sloeg hun systeem volledig op tilt. Terwijl de markt +10% deed, ging hun fonds met 15% onderuit. Beleggers kregen 2 A4’tjes met transacties; het systeem was elke keer op het verkeerde moment in- en uitgestapt. Het is voor mij een bewijs dat je niet op basis van verhalen over rendement in een bepaald fonds moet stappen. Je moet echt bezig zijn met de lange termijn. Voor de branche zijn dit soort debacles ook niet goed; mensen haken logischerwijs snel af na een dergelijke ervaring.’
KOSTEN
Waarom blijft het voor de meeste beleggers zo lastig om een goede lange termijnstrategie te ontwikkelen en daar aan vast te houden? Als iedere expert zegt dat het gaat om planning en het beheersen van kosten? Op de Weegh: ‘ Omdat ze zich niet door een onafhankelijke partij laten voorlichten en zich niet goed genoeg bestand zijn tegen rooskleurige praatjes van de bank. Mensen onthouden de verhalen over rendementen en vergeten te praten over de kosten. Dat is zo zonde; juist op je kosten kun je eenvoudig grip houden, grip op je rendement is een illusie.’ Kerdel: ‘De kern van goed vermogensbeheer is financiële planning. Waar heb ik het voor nodig, waar wil ik het aan uitgeven? Breed spreiden, kosten in de gaten houden. Kijk, die bankmannetjes willen niet plannen, dat vinden ze saai. Die willen verkopen, de nieuwste beleggingsproducten pitchen. Dat gelul over in welk fonds je wil zitten, het gaat gewoon om een goede planning en het beheersen van de kosten. Zeg nou gewoon als ABN Amro: “dit willen wij aan u verdienen, daarvan brengen we dit vooraf in rekening en de rest via transacties”. Ze komen er kennelijk mee weg, want bij de vorige crisis is men niet massaal weggelopen.’ Schukken: ‘Het was wel geestig dat Rabobank op een gegeven moment een nieuw product lanceerde, de zogenaamde RandeMix, waarmee Raboklanten in BlackRockfondsen konden beleggen. Dat was een beleggingsfonds met slechts 0,2% kosten tot een maximum van €120,-. Toen er grote groepen vermogende mensen zich aanmeldden voor dat fonds dacht men bij de Rabobank als snel: ‘Ho ho, dat is niet de bedoeling, waarop men snel de kosten verhoogde tot 0,5%.’
Kerdel ziet tot slot ook nog een risico in de verlaagde tarieven voor vermogensbeheer. Een risico dat in eerste instantie voor rekening komt van de banken. ‘Tegelijk met het provisieverbod zijn de aandelen weer enorm gestegen. Als je als bank dan de fees verlaagd dan is dat prima omdat de onderliggende waarde stijgt. Maar wat als de aandelen hard omlaag gaan? Je kan moeilijk de kosten omhoog schroeven als de portefeuilles minder waard worden. Vermogensbeheer is lekker voor banken in goede tijden, maar kan heel erg pijn doen in slechte tijden.’ Net zoals voor de particuliere belegger dus.